Ik sprak een man.
Een ietwat verward type.
Wel functionerend.
Maar toch.
Wakker geworden en er niet bij met z’n hoofd.
Verstrooid.
Kwalijk nam ik ‘t ‘m niet.
Ken u zelve.
Ik ben ook weleens afwezig.
Met mijn gedachten ergens anders.
Afijn.
We stonden bij een lift.
Hij moest ‘m hebben.
Ik niet.
Ik stond ‘r toevallig.
Of eigenlijk weet ik niet precies wat ik er deed.
Ik hing ‘r rond.
Deed iets wat geen naam mag hebben.
Maar hij had haast.
Daar leek ’t op.
Hij moest naar boven.
En hief z’n handen in de lucht.
Tja, daar gaat ie, zei ik.
En samen zagen we de lift net voor z’n neus vertrekken.
Hij had net te laat op het knopje gedrukt.
Ik zag ‘m balen.
Met z’n voeten op de grond stampen.
En van z’n handen maakte hij vuisten.
Hij kon wel door de grond zakken.
Het was drama in een notendop.
Een lang verhaal kort.
Hij had de lift gemist.
En de lift die ging naar boven.
Maar dat doen liften nou eenmaal.
Zei ik wijsneuzerig.