De NS deed stoer.
Althans, dat vond ik.
Ik stond te wachten op het station.
Ja, wat doe je daar anders.
Dus ik keek af en toe.
Zo van, hoe lang nog.
Nou, het duurde nog effe.
Niet erg.
Ik had geen haast.
Dat heb ik eigenlijk nooit.
Nu ik erbij nadenk.
Dat zouden meer mensen moeten doen.
Erbij nadenken.
En geen haast hebben.
Nee, gekheid.
Natuurlijk heb ik dat ook weleens.
Maar niet wanneer ik wacht op het station.
Op sommige dingen heb je nou eenmaal geen invloed.
Als je dat accepteert heb je het een stuk makkelijker in je leven.
Wie dagelijks met de trein reist weet dat.
Maar goed, ik stond wat te dromen.
Voor me uit te kijken.
Mijn handen waarschijnlijk in mijn zakken.
Of bezig met een Milky Way.
En aan het overwegen of ik ook nog een Twix zal kopen.
Het is geloof ik vaker gezegd.
Of iets van die strekking.
Het station is één grote snoepwinkel geworden.
Waar af en toe treinen aankomen en/of vertrekken.
Je bent als consument compleet aan de goden overgeleverd.
De voedingsindustrie speelt handig in op de verveling van de mens.
En probeer daar maar eens weerstand aan te bieden.
Stelletje uitgekookte!
Afijn, ik keek.
Waar die bleef.
Die trein.
Nog vijf minuten, zag ik.
Maar wat ik ook zag.
En ik weet niet of de andere reizigers dat ook zagen?
De NS deed stoer.
Alsof de trein een vliegtuig was geworden.
Het station een vliegveld.
In plaats van instappen stond er boarding.
Straks gaan ze het perron nog een gate noemen, dacht ik.
Zoals conducteurs tegenwoordig stewards heten.
Of gastheren op de trein, die je dan met een nagemaakte glimlach tegemoet treden.
Nou, geef mij maar chagrijnen.
Dat trouwens ontleend is aan het Franse woord chagrin.
Wat zoiets als verdriet schijnt te betekenen.
Maar dat natuurlijk geheel terzijde.