Met geruite overhemden heb ik dus niks.
Die zal je mij nooit zien dragen.
Of er moet iets verkeerd gegaan zijn in mijn leven.
Dat ik dan alsnog denk, nou vooruit.
Dat iemand mij toch heeft weten over te halen.
Zover heeft weten te krijgen.
Dat ik dan bij de kassa een geruite overhemd sta af te rekenen.
Zonder ‘m gepast te hebben natuurlijk.
Zo’n ding laat je je aanpraten.
Daar ben je zelf niet bij.
Dan moet je haast wel met je gedachten ergens anders zitten.
Want wie koopt er nou nog een geruite overhemd?
Ja, hele volksstammen natuurlijk.
Anders zouden ze niet meer gemaakt worden.
Blijkbaar is er een markt voor.
Voor mensen die niet nadenken.
Of die geen smaak hebben.
Nee, maar zonder gekheid.
Zo’n geruite overhemd is niks voor mij.
Misschien moet ik dat even uitleggen.
Ik was met een vrouw op vakantie.
Geen idee meer waar.
Kan je nagaan.
Zoveel indruk heeft het op mij gemaakt.
Ik weet wel dat ze nogal gul was.
Ik kon alles krijgen.
En ik zei maar steeds, nee joh, dat hoeft niet
Ik heb jou toch.
Maar ze stond er vaak op.
Dan kon ik bijna niet weigeren.
Zo liepen we in een supermarkt.
Daar moesten we blijkbaar zijn?
Dat kan trouwens ook zomaar mijn idee zijn geweest.
Want ik ontspan daar.
Warenhuizen.
Bouwmarkten.
Grote winkelketens.
Heerlijk!
Niet dat ik er iets koop.
Er zijn is genoeg.
Dan kan ik mijn gedachten even verzetten.
Want die zal ik toen vast wel gehad hebben.
Wat doe ik hier.
Met haar.
En ze bedoelde het zo goed.
Dat was het erge.
Dus ongetwijfeld voelde ik mij schuldig.
Gelukkig ben ik dat vergeten.
Dat is weggeëbd.
Schuldig voel ik mij niet meer.
Maar ik weet nog wel dat het toen voorbij was.
Het kantelpunt.
Misschien wel in mijn leven.
De ommekeer.
De switch.
Het inzicht.
Voor mij geen geruite overhemden meer!
Ik meen dat ik het door de zaak heen schreeuwde.
Het zat mij nogal hoog.
Ik had iets opgekropt.
Maar dat kon zij niet weten.
Toen ze nietsvermoedend een geruite overhemd aan de caissière overhandigde.
Ik in alle staten was.
En zij dacht dat ze er goed aan deed.