Ik zat mijzelf in de weg.
En nog steeds.
Het is nog niet over.
Ik weet niet wat ik met mijzelf aan moet.
Ik heb nergens zin in.
Een vriend belde gisteren.
Of ik zin had in koffie.
Nee joh, zei ik.
Ik ben niet te genieten.
En ik heb geen zin om jou daarmee lastig te vallen.
Dus hij liet me.
En wenste mij sterkte.
Ik kende het gevoel wel.
Maar het was al even geleden.
Terugkomen van vakantie.
En dan in een gat vallen.
Je moet niet zeuren, denk ik dan.
Je hebt het toch fijn gehad.
Ja, dat heb ik ook.
Zeker wel.
Veel gezien.
Van alles meegemaakt.
Ik zou er een boek over kunnen schrijven.
Doe dat dan!
Iets in mij roept dat.
Maar ik zou niet weten waar ik moet beginnen.
Ik voel mij een nietsnut.
Een middelmatige.
Ik hang op de bank.
Kijk op mijn telefoon.
Swipe naar links en swipe naar rechts.
Zie vrouwen naar mij lachen.
Ze doen een poging mij over te halen.
Ik zie ze champagne drinken.
Ik zie ze boven op een berg staan.
Ik zie hoe ze het zogenaamd fantastisch hebben.
Ik kijk er dwars doorheen.
En ervaar een enorme leegte.
Alsof ik een afgrond kijk.
Het spreekwoordelijke gat.
Ik moet weer aarden.
Weer wennen aan mijn woonkamer.
Waar ’s middags de zon niet schijnt.
Alles heeft er roerloos op mij staan wachten.
Het bankstel.
De tv.
De sanseveria.
Het stille leven in Meppel.
Met om het kwartier die trein.
En een snelweg in de verte.