Ik moest lachen.
Hardop.
In m’n eentje.
En tevens voelde ik mij triest.
Daar lag ik dan.
Op m’n bank.
In m’n appartement.
Te schuddebuiken.
En een lol dat ik had.
Ik keek naar een filmpje.
Van een kat.
Die ergens vanaf viel.
Uitgleed.
En in z’n val nam ie een vaas mee.
Ik kwam niet meer bij.
Ik bescheurde ‘t.
Echt een dijenkletser.
Maar toen ’t filmpje voorbij was.
Ik de tranen uit mijn ogen wreef.
Was ik niet meer dan een lichaam.
Een lichaam dat er roerloos bij lag.
Hoe lang was ’t geleden dat ik werkelijk was aangeraakt?