Had ik soms wat van iemand aan?
Ik kon zo gauw niks bedenken.
Maar ik werd aangestaard.
Ik keek naar mijn gulp.
Stond die soms open?
Had ik misschien ketchup gemorst?
Zat ik onder?
Nee.
Wat was er dan aan de hand?
Er moest iets zijn.
Iets wat zij wel wisten en ik niet.
Het was in de supermarkt.
En ik werd aangegaapt.
Ik prakkiseerde.
Wat kon het wezen?
Ik deed toch echt niet veel anders.
Ik liep ook met een karretje.
Fronste mijn wenkbrauwen zo nu en dan.
Als ik iets niet kon vinden.
Vroeg mijzelf af of ik niks vergeten was.
Oh ja, toiletpapier nog.
Dat zag ik hun ook allemaal doen.
Niemand die mij ergens op wees ook.
Had nou even iemand wat gezegd.
Doe effe dit of doe effe dat.
Dan weet je dat.
Maar als je geen idee hebt.
Als je daar loopt.
Moederziel alleen.
Met je boodschappenkarretje.
En er is iets.
Maar iedereen zwijgt.
Laten je aan je lot over.
Spannen zich zelfs tegen je samen.
Ja, want zo ga je denken dan.
Zij weten iets wat jij niet weet.
Houden zich zogenaamd van de domme.
Daar ben je mooi klaar mee.
Is dit soms een complot?
En ben ik de dupe?
De wereld is tegen mij.
Ik ben een verdachte.
Terwijl ik niks heb gedaan?
Ja, boodschappen.
Wat is daar mis mee?
Dat doet toch iedereen.
Wat is daar zo raar aan?
Ik kon het niet verzinnen.
Thuis plofte ik neer op de bank.
Enigszins ontdaan.
Nadenkend over het euvel.
Hetgeen zojuist was voorgevallen.
Ik liep alles nog eens na.
Ik pakte een karretje.
Ging vervolgens de supermarkt in.
Stond even stil bij de groente.
Keek bij het beleg.
Kocht koffie.
En kaas.
Dat toiletpapier wat ik bijna vergat.
Brood
Eieren.
En rekende af.
Wat is daar nou zo raar aan?
Zeg jij het maar.
Ik pakte mijn tas uit.
Zat op mijn knieën voor de koelkast.
En het bleef maar door mijn hoofd spoken.
Zag die verbaasde blikken weer.
Dat wantrouwen in die gezichten.
Ik hoorde er duidelijk niet bij.
En toen begon het mij te dagen.
Het kwartje viel.
In mijn kontzak voelde ik wat zitten.
Iets wat op een propje leek.
En een verfrommeld mondkapje toverde ik nu uit mijn zak.
Ik moest lachen.
Dat wel.
Maar joh.
Zeg het in het vervolg even.
Ik wist mij geen raad.