Het staat er als een huis.
Dat ding.
Die gasfabriek.
Waarvan de schoorstenen ontbreken.
Maar die zullen er vroeger wel aangezeten hebben.
Mij bekruipt er dan altijd zo’n gevoel.
Je zult er maar gewerkt hebben.
Destijds.
Met je goeie gedrag.
Trots natuurlijk.
Je was blij dat je werk had.
Maar het moet er een hel geweest zijn.
Van die ronkende machines.
En een directeur.
Die dan vanuit zijn kantoor op je neerkeek.
Alles in de gaten hield.
Vind je het gek dat men naar de fles greep.
Ik zou er ook de zenuwen van gekregen hebben.
Nu is het in zekere zin niet veel anders.
Heeft men geen baas meer.
Maar een manager.
Hij kijkt niet meer op je neer als het goed is.
Maar je werk moet je nog steeds doen.
Anders is daar het gat van de deur.
Nou is dat logisch natuurlijk.
Zo gaat dat nou eenmaal.
Er werken nu hippe mensen.
In die gasfabriek.
Een echte arbeider met roet op zijn gezicht kom je er niet meer tegen.
Die zijn er nog wel.
Die zitten er tegenover.
Of staan er in de rij.
Op schoenen met stalen neuzen.
Te wachten totdat de coffeeshop opengaat.