De buurman schrok.
Hij stond nietsvermoedend in zijn postvakje te kijken.
En ik zei hallo.
Of misschien zei ik goeiemorgen.
Daar wil ik van af zijn.
Maar hij stond stijf van de schrik.
Zo, wilde ik zeggen.
Slecht geweten?
Ik zei het maar niet.
Hij was al zo van slag.
Sowieso is hij nogal zenuwachtig.
Niet dat ik hem ken.
Maar dat lijkt hij mij.
Heb ik de voordeur nou op slot gedaan?
En dan drie keer kijken.
Staat het koffiezetapparaat uit?
En dan nogmaals het lampje checken.
Gewoon om het zeker te weten.
Niks uitsluiten.
Zo’n soort man dus.
Op het eerste gezicht niet veel gewend.
Een ordentelijk leven.
Van negen tot vijf.
En nu met pensioen.
Dingen doen die hij heel zijn leven al van plan was.
Het kwam er alleen nooit van.
Zo wilde hij nog eens op safari.
Maar het werden de Beekse Bergen.
En naar de States.
Dat wilde hij ook ooit nog eens.
Alleen dat vliegen.
Daar zag hij tegenop.
Dan kreeg hij ongetwijfeld last van zijn oren.
Dus het werd Rotterdam.
Daar staan ook flatgebouwen.
Nou ja, zo’n inschatting maakte ik dan.
Effe vlug.
Van zo’n man.
En wie weet zit ik ernaast.
Totaal misschien.
Man, je wil niet weten!
Daar ben jij maar een kleine jongen bij.
Jij komt net kijken.
Zei tevens een stem in mij.
China, Japan.
Hij heeft de halve wereld rondgereisd.
Veel gezien.
Veel meegemaakt.
En nu net als jij.
Ook in een flatje.
Aan het bijkomen.
En eindelijk rust.