Ik stond in de rij.
Op Schiphol.
Ik keek naar hoofden.
Verwende hoofden met name.
Verveelde, dat ook.
Misschien keek ik zelf ook zo.
Dat zal wel.
Ik was ook moe.
Op, in zekere zin.
Ik zat met vragen.
Levensvragen.
Hoe.
Waarom.
Wanneer.
En niemand die je er antwoord op kon geven.
Zeker niet op Schiphol.
Had ik het aan iemand gevraagd.
Dan hadden ze mij stom aangekeken.
Aangegaapt.
Dus dat liet ik maar achterwege.
Ik wachtte.
Ik wachtte tot dat ik het vliegtuig in mocht.
En met mij velen.
We joegen een droom na.
Maar welke?