Ze kwam in actie.
Ja, zei ze.
Zo ben ik nou eenmaal.
Dan ruim ik een beetje de rommel op.
Ik vond het best.
Er lag inderdaad het een en ander.
Mijn broek.
Haar bh.
Een paar schoenen.
Sporen van een mensenleven.
Dingen die ze van ons terug zouden vinden.
Mocht de wereld plotseling vergaan.
Ik zie twee archeologen zitten.
Boven op een berg.
Ze klagen.
Er gebeurt hier nooit eens wat.
We zoeken nu al jaren.
En net voor ze er mee willen ophouden.
Het bijltje erbij neer willen gooien.
Zien ze wat uit de grond steken.
Mijn kruin misschien.
Of wat er van over is.
Een skelet.
Wat broze botjes.
Ze zien mij tegen mijn laptop leunen.
Een ietwat kromme man die in gedachten lijkt verzonken.
Verderop zien ze een vrouw zitten.
Zij zit vermoedelijk te lezen.
De boeken zijn vergaan.
Alle wijsheid verloren.
Pats-boem.
Voorbij die tijd.
De liefde onder de grond begraven.
En niemand weet waarom.