Het is er.
Het is er ook als ik er niet ben.
Sommige plekken.
Daar dacht ik als kind al over na.
Dat er plekken zijn die bestaan.
Waar dan iets is.
Maar waar ik niet ben.
Rare gedachte zou je zeggen.
Wat ben je toch vreemd.
Wat bedoel je nou precies?
Nou, gisteren bijvoorbeeld.
Ik liep naar Ruinen.
Een plaatsje hier verderop.
Daar stond een rij bomen.
Ik had erg met ze te doen.
Die stonden daar maar.
Niks of niemand die zich met hen bemoeiden.
En onderling leken ze ook uitgepraat.
Dat ik voorbijliep was dan ook een verrassing.
Er gebeurde weer eens wat.
Niet dat ze wat zeiden.
Geen groet of wat dan ook.
Maar ze zagen me.
Die bomen.
Dat voelde ik.
Ik groette toch maar.
Zo van je weet maar nooit waar het goed voor is.
Ook al zeiden ze niks terug.
Ze onthouden het wel.
Net als olifanten.
Die hebben ook zo’n oergeheugen.
Ik liep verder.
Dacht na over het voorval.
Over plekken waar iets is.
Maar waar ik niet ben.
Plekken op zee of zo.
Niemand is daar nu.
Er is water en verder niets.
Oneindig veel water.
Zover als je kunt kijken.
Maar ik ben er niet.
Niemand is daar.
Alleen het is er wel.
En dat idee.
Dat vind ik toch zo raar.
Dat er dus plekken zijn.
Die echt bestaan.
Maar waar niemand is.
Maar het is er.
Het is er ook als ik er niet ben.
Daar kan ik met mijn kop niet bij.
En wat dat dan is?