De dinsdagmiddag.
Ik heb er geen goeie herinneringen aan.
Die weg naar huis.
En dan afwachten wat ik aantrof.
Hoe zou de sfeer zijn.
De aardappelen stonden al op.
We dronken zwarte thee.
Met een kaakie.
Ze vroeg hoe het op school was geweest.
Waarschijnlijk vertelde ik over juffrouw Voorham.
Die voorlas uit Wipneus en Pim.
En over de kastanjebomen op de speelplaats.
Waar ik inklom.
De bel ging.
Of ik buiten kwam spelen.
Een bal mee.
Uren hielden we die hoog.
Half zes.
Etenstijd.
Pa in z’n Mercedes.
De pannen stonden al op tafel.
Bloemkool met nootmuskaat.
We aten met lange tanden.
Waar zat je nou?
Ja, nog even dit.
En nog even dat.
En Ben kwam ook nog langs.
Ik ging naar mijn kamer.
Vermaakte mij met een cassetterecorder.
Ik was het mannetje van de radio.
Mijn vader viel op de bank in slaap.
Mijn moeder deed de afwas.
En door de woonkamer vloog een vliegende schotel.