Ze zei het toch maar even mooi.
Dat ze aan golfen deed.
Ze liet het toch effe vallen.
Zodat wij het wel moesten horen.
Wij hoorden het inderdaad.
Gaven dat min of meer aan met een knikje.
Maar we gingen er niet op in.
Had gekund natuurlijk.
Joh, golf jij?
En waar golf je dan?
Doe je dat allang?
Dat golfen van je.
Ze had dan ongetwijfeld trots gekeken.
Niet te nadrukkelijk.
Met enige valse bescheidenheid, vermoed ik.
Ze wilde het gewoon even laten weten.
Zo van jongens, ik doe aan golfen.
Dat je het effe weet.
En verder had ze dan gezwegen.
Of op een ander onderwerp over gegaan.
Maar wij zeiden niks.
Wij knikten slechts.
Ik zag haar ongemakkelijkheid.
Horen ze het nou?
Hé jongens, luister nou eens even.
Ik golf hoor!
Ik denk dat het niet bewust ging.
Ik zie mensen dat wel vaker doen.
Iets willen benadrukken.
Maar dan geen gehoor vinden.
Soms is dat jammer.
Deze keer was dat leuk.
Tss, ze golft.
En dat moeten wij zeker geloven?