Ze hield het kotsbakje vast van haar kind.
Ik lachte.
En zei dat ik onder de douche sprong.
Onder de douche dacht ik na.
We hadden weer geappt.
Mijn schuld.
Ik was begonnen.
Maar goed.
Zij had geantwoord.
Had ik het moeten doen?
Het waren dingen die ik mij afvroeg.
Zij stond nu haar kind bij.
En ik stond zogenaamd ontspannen onder de douche.
Liet het warme water over mij heen lopen.
Wat was mijn doel in het leven?
Waar leefde ik voor?
Zij moest wel.
En werd geleefd.
En ik?
Leefde ik er soms op los?
Ergens was ik jaloers.
Dat appte ik haar ook.
Naderhand.
Toen ik onder de douche vandaan kwam.
Toch kan ik jaloers op je zijn, zei ik.
Ook al kan je het misschien niet voorstellen.
Ik zei het zonder nadere uitleg.
En ik hoopte maar dat zij mij begreep.