Ik rij graag om.
Of ik niet.
Maar als ik mee rij.
Nou heb ik makkelijk praten.
Ik rij niet.
Ik zit alleen maar.
En naast mij zit dan iemand die rijdt.
Die zijn of haar aandacht op de weg moet houden.
Soms voel ik mij daar schuldig over.
Dat ik dan niet rij.
En wiens schuld dat dan is?
Ik had graag de chauffeur geweest.
Somtijds denk ik dat.
Dan zie ik mijzelf achter het stuur.
Trap ik op het gaspedaal.
En schakel ik van z’n twee naar z’n drie.
Heb ik nog nooit gedaan.
Dat lijkt mij op zich al een ervaring.
Ik zie het ze wel eens doen.
Mensen.
Bij wie ik dan toevalligerwijs in de auto zit.
Want zo vaak zit ik dat niet.
Maar als het dan eens voorkomt.
Die enkele keer.
Dan bekruipt mij toch iets van jaloezie.
Dan had ik graag haar geweest.
Of hem.
Zeker van hun zaak.
Die wil om ergens te komen.
Nou heb ik die ook wel.
Maar anders
Ik rij graag om.
En zit er soms naast.