Ik zag ze.
Haar en d’r vriendin.
Ze liepen in ’t park.
Het was donker.
Ik zag alleen hun silhouetten.
Haar vriendin herkende ik aan dat stugge.
Dat lompe.
Alsof ze haar lichaam meezeulde.
Zij zweefde.
Als altijd.
Ze voerden een gesprek.
Zij hevig gebarend.
Die vriendin luisterend.
Haar hoofd iets gekanteld.
Ik zag haar maniertjes weer.
Haar doen en laten.
Een opgewonden standje.
Precies zoals ik mij haar herinnerde.
Dat zal wel nooit meer overgaan.
Dat zat erin gebakken.
En die vriendin maar zwijgen.
Knikken.
En beamen.
Het meegaande type.
Waarover zou het zijn gegaan?
Over mij?
Nee, ik was slechts een passant geweest.
Een blindganger.
Die het doel had gemist.
Wel stond ik nog steeds op scherp.
En zij kon nog elk moment ontploffen.