Ja, natuurlijk.
Natuurlijk zou ik dat willen.
Graag zelfs.
Zet mij maar een pet op!
We hadden het over dat brugwachtershuisje.
Of ik dat dan wou.
Misschien niet heel mijn leven, zei ik.
Maar voor een tijdje.
Ach, waarom niet.
En dan niet te ingewikkeld.
Gewoon twee knopjes.
Brug open en brug dicht.
Meer niet.
En in het weekend vrij.
Die plezierjachtjes moet iemand anders maar doen.
Ik ben van het grote werk.
Schepen.
Geen motorbootjes.
Die kunnen mij gestolen worden.
Bovendien, die kunnen er zo onderdoor.
Daar heb je geen werk aan.
Dan is het net of je er voor spek en bonen zit.
Nee, als het dan moet.
Dan wel echt.
En dan ook een uniform aan, als het kan.
Wonen wil ik er ook wel.
Vind ik ook niet erg.
Zet er maar een bed neer.
En een keukentje.
Dat zou ook leuk zijn
Elke ochtend een gebakken ei.
’s Avonds een stampotje.
En niet te vergeten, op tijd naar bed.
Niet nog even dit.
Of nog effe dat.
Nee, om vijf uur gaat de wekker weer.
En je verslapen kan niet.
Dat is een doodszonde.
Je hebt nou eenmaal je verantwoordelijkheid.
Als brugwachter.
Dat moet je je wel realiseren.
Wanneer ze je er voor vragen.
Het lijkt allemaal wel zo makkelijk.
Brug open of brug dicht?
Maar dat is juist net de vraag.
Een levensvraag voor sommigen.