Een verslaafde die alleen is bevindt zich in slecht gezelschap.
Ik las het ergens.
Gisteren was ik alleen.
Nou ben ik geen verslaafde.
Niet meer.
Ik was ‘t.
Ooit.
Aan van alles.
Roken natuurlijk.
Drinken.
Ook al wou ik dat zelf niet weten.
Blowen.
Gokken.
Ja, ik doe een boekje open.
Ik heb het allemaal gedaan.
En ik kon niet stoppen.
Maak je het nou niet erger dan het is?
Zo’n stemmetje hoor ik in mijn hoofd.
Nee, het was zoals het was.
Laat ik daar nou eens niet omheen draaien.
En verslaafd dat blijf je.
Voor altijd.
Het gevaar ligt altijd op de loer.
Wie zijn verslaafdheid onderschat, gaat ’t vroeg of laat verliezen.
Afijn, ik weet al die dingen.
Inmiddels heb ik er voor doorgeleerd.
Ik ben een ervaringsdeskundige.
Ik heb een duit in het zakje gedaan.
Maar goed, nu ben ik clean.
Ik schrik ervan wanneer ik het zeg.
Clean.
Net of het niet bij mij past.
Was het echt zo erg?
Ja, zo erg was het.
Ik zie het onder ogen.
Nu ze eindelijk geopend zijn.
En toch, en toch hè.
Gisteren ging ik bijna nat.
Ik zat niet lekker in mijn vel.
Waar dat aan lag?
Volle maan, zei een vriendin.
Je bent gevoelig.
Het zal.
Nee, het is zo.
Ik ben gevoelig.
Of de maan daar iets mee te maken heeft.
Ik weet het niet?
Ik was onrustig.
Ik stuiterde.
Ik wist niet waar ik het zoeken moest.
Ik vocht.
Tegen wie of wat?
Die onzichtbare vijand.
Die verslaving heet.
Die op onverwachte momenten de kop opsteekt.
Als een duvel uit een doosje.
Een verslaafde die alleen is bevindt zich in slecht gezelschap.
Ik was alleen.
Maar ik gaf mij niet gewonnen.
Op die grote zak drop na dan.