Die tent.
Die plek.
Dat café aan de kust.
Er gebeurde nagenoeg niets.
En zo moest het ook zijn.
Niemand was er gesteld op toestanden.
Je keek er naar de zee.
En verder moest je zwijgen.
Of dat moest niet.
Maar ’t werd van je verwacht.
Men ging ervan uit dat je dat begreep.
Een soort doorlopende dodenherdenking.
Hoewel ik ’t meer een theatervoorstelling vond.
Waar ik zelf een rol in had.
Een klein rolletje.
Die van de observant.
Tekst had ik niet.
Maar die had niemand.
En juist dat maakte het zo bijzonder.
Probeer ’t maar eens.
Dingen zeggen zonder een woord te wisselen.
Daar kon ‘t.
Ik bestelde een koffie.
Dat wil zeggen.
Ik wees slechts.
En de koffie werd gebracht.
Nu trok ik mij terug.
Ik ging op in ’t geheel.
Ik keek ook.
En vooral naar binnen.
Net als de meesten.
Er werd wat afgepeinsd.
Nagedacht.
Geprakkiseerd
De zee gaf ruimte om te bezinnen.
Je leven te overzien.
Veel was er tevergeefs geweest.
Verloren liefdes.
Onbereikbare liefdes.
Stuurlui die ooit aan wal stonden.
Verscholen zich nu achter hun bierglas.
De Bar der Mislukten.
Het koste mij weinig moeite om er gelukkig te zijn.