Ik heb een wens.
Ik zou graag dichtbij een supermarkt willen wonen.
Om de hoek het liefst.
Of nog beter.
Met uitzicht op.
Dat ik bij wijze van spreken niet eens een jas aan hoef te trekken.
Dan zit ik bijvoorbeeld het journaal te kijken.
Waar je overigens moedeloos van wordt.
Maar wat doe je eraan?
Dat is zo’n beetje wat iedereen zich momenteel afvraagt.
We staan met lege handen.
De meesten zappen weg.
De oorlog gaat vervelen.
We hebben geen antwoord.
Wie het weet mag het zeggen.
Zo zit je dan een beetje.
Op die bank van je.
Onderuitgezakt.
Constaterende dat je een buikje krijgt.
Maar hoe dan ook.
Je hebt zin in iets.
De honger moet gestild worden.
Die zogenaamde trek.
Niks in huis natuurlijk.
En even denk je het.
Woonde ik nou maar naast een supermarkt.
Of er tegenover.
Een diep gekoesterde wens.
Alles onder handbereik.
Borrelnootjes.
Marsen.
85000 soorten chips.
Het kan niet op.
Wie het wil kan zich eigen doodvreten.
De oorlog is daar.
En de onrust regeert.
Ooit een ver-van-je-bed-show.
Nu in je achtertuin.
We zijn varkens geworden.
Met één druk op de knop.
Rijp voor de slacht.
We hadden geen flauw benul.
Maar het begint er nu toch op te lijken.