Ik loop graag in randgemeentes.
Liefst in Duitse.
In de ochtend dan.
Niet in de middag.
Wanneer ik er al bijna een dag op heb zitten.
Dan voel ik mij er verveeld.
Nee, ik bedoel ’s ochtends.
Als ik fit ben.
Scherp.
Alles in mij opneem.
Overal van geniet.
De apotheken waar je over struikelt.
Duitse huisvrouwen in van die lichtblauwe hesjes.
Of wat zijn het?
Die ze over hun kleding heen dragen.
Soort jurkjes.
Volgens mij speciaal om mee te poetsen.
In andere landen zie ik ze ook altijd.
Kan zomaar zijn dat mijn moeder er ook nog een in de kast heeft hangen.
En dan ga ik ergens zitten.
In een konditorei.
Bestel ik een Berlinnerbol.
Mit einem Kaffee bitte.
En dan trekt het leven eraan je voorbij.
In een kalm ritme.
Ik zie Mercedessen.
Audi’s.
Mannen die telefoneren.
Vrouwen die opnemen.
Of andersom.
Ik vraag mij af wat ze bekokstoven.
Parkeerplaatsen die langzaam vol raken.
Vrijgezelle mannen bij de bushaltes.
Kinderen met valhelmen op en rugtassen.
Een dominee die op Luther lijkt.
Een dekbed wat ik uit het raam zie hangen.
Zou het een wilde nacht geweest zijn.
Of een verplicht nummertje?
De serveerster leek op Romy Schneider.
Ze keek weg toen ik een compliment maakte.
Ik bedoelde er overigens niks mee.