Ik zag een man.
In z’n hand een tasje.
Zo’n linnen.
Wat zal erin hebben gezeten?
Een pakkie brood.
Van die papieren zakdoekjes.
En een tubetje zalf misschien.
Voor z’n koortslip.
Want die had hij.
De stumper.
Hij was een dagje weg.
Eropuit.
Thuis had hij alles nog ‘ns een keer nagelopen.
Alle lichten uitgedaan.
Ook die op het toilet.
Want die vergat hij altijd.
Dan kon hij zichzelf wel voor z’n kop slaan.
Tjonge, weer vergeten, dacht hij dan.
Dat is waar hij zich mee bezig hield.
Voornamelijk.
Dingen die hij vergat.
Of die hij fout had gedaan.
Een dagje weg was dan ook een hele onderneming.
Er kon immers van alles misgaan.
Treinen die niet reden.
Musea die plotseling gesloten waren.
En hij had nog wel zo goed op hun website gekeken?
Dan maar de stad in.
Hij was er nou toch.
Het ging wel tegen zijn gewoonte in.
Normaalgesproken week hij niet van z’n plan af.
Hij was dan ook lichtelijk van slag.
Zijn bril besloeg ervan.
Wellicht was koffie een goed idee?
Het kon er net vanaf.
Ik zag de serveerster naar z’n tafeltje lopen.
Haar eerste dag.
En zijn laatste.
Koffie met een voetbad.
Erger kon niet.