Ik zat bij de Starbucks.
Daar zit ik anders nooit.
Mij te hip.
Maar het kwam zo uit.
Trein gemist.
Koud.
Dus dan maar daar heen.
Ik was er nog nooit geweest.
Althans, niet daar.
In Zwolle.
Wel op Schiphol.
Dat zei ik dan ook vrij stoer.
Tegen het meisje wat er werkte.
Dat ik regelmatig het vliegtuig pakte.
Of dat zei ik dan geloof ik niet?
Maar ik liet het wel doorschemeren.
Dat ik van wanten wist.
Ik was een man van de wereld.
Ze vroeg of ik het in een bekertje wou.
Of in een kom.
Nou, doe maar in een kom.
Dat drinkt lekkerder.
Zij beaamde dat.
Ik ging zitten in een vrijwel lege winkel.
Af en toe kwam er eens een klant.
Ik kon de boel mooi gadeslaan.
Het waren niet echt van die Starbucksmensen.
Meer mensen zoals ik.
Die normaliter een thermoskan met zich meezeulden.
Een niet-bijpassende muts droegen.
En eigenlijk nieuwe schoenen nodig hadden.
Maar deze konden nog wel effe.
We gunden elkaar wat wederzijdse blikken.
Dachten elkaar te kennen.
Waarvan wisten we niet.
Ik luisterde een podcast.
Schopenhauer.
Over dat de mens een willend wezen is.
Dat het verlangen eerst komt.
En dan pas het verstand.
Daar kon hij weleens gelijk in hebben.
€3,85 voor een cappuccino!
Ik moest even slikken.