Je had moeten zien wat ik zag.
Mensen die onderweg waren.
Geen idee waarheen.
Ik heb het ze niet gevraagd.
Maar het had iets komisch.
Iets ritmisch ook.
Net of ze het hadden ingestudeerd.
Trappen op.
Trappen af.
Treinen in.
Treinen uit.
Deuren dicht.
Deuren open.
Treinen die vertrokken.
Treinen die aankwamen.
Ze gingen mee met de stroom.
Deden wat ze moesten doen.
Waar ze voor gemaakt waren.
Hoewel je daar dan weer vraagtekens bij kan zetten.
Met z’n allen ergens heen.
En ’s avonds weer naar huis.
Voor diegenen die dat hadden dan.
Ik zag er ook die met koffers sjouwden.
Die huis en haard verlaten hadden.
En nog maar moesten afwachten of het straks nog overeind stond.
Dat is niet van vandaag of gisteren.
Wat dat betreft hebben we boter op ons hoofd.
Ik zie al langer ontheemden.
In mooie gewaden vaak.
Hun kinderen met Nikies aan.
Vind je het gek?
Die kinderen willen ook wat onze kinderen hebben.
En die ouders ook.
Die willen dat maar wat graag.
Waar ik vraagtekens bij zette.
Trappen op.
Trappen af.
Treinen in.
Treinen uit.
Deuren dicht.
Deuren open.
Treinen die vertrekken.
Treinen die aankomen.
Met de stroom mee.
In plaats van er tegenin.