Aangezien je er af en toe toch eens uit moet.
Besloot ik op het station een bakkie koffie te kopen.
En in een trein te gaan zitten
Een stilstaande trein welteverstaan.
In een lege coupé.
Het duurde nog even voor dat ie vertrok.
En dat had wat.
Die stilte.
Je hoorde wel iets.
Geluiden die ik niet kon thuisbrengen.
Het aan en uit gaan van motoren.
En wat gekeuvel van de machinist en de conducteur.
Alles op veilige afstand.
Niks waarvan ik van slag raakte.
Of uit mijn doen.
Ik zat en keek naar buiten.
En zag een Japanner.
Die een veel te grote koffer met zich meezeulde.
Het had iets meelijwekkends.
Tegelijkertijd iets moois.
Er zat een bepaalde schoonheid in.
Die dolende reiziger.
Met die hulpbehoevende blik.
In niemandsland.
Waar niemand je de weg wijst.
Als je er niet naar vraagt.