Daar ga je het niet van winnen.
Dat is het eerste wat ik dacht.
Toen ik haar vriend zag.
Nou was ik niks van plan.
Natuurlijk, je denkt weleens wat.
Dan denk ik, goh.
Niet onaardig.
En even denk ik dan hoe het zou zijn.
Heel even maar.
Het komt en het gaat.
Dan zit ze opeens in mijn hoofd.
Vaak maanden niet hoor.
Dan moet ik er niet aan denken.
Nee, echt, serieus.
In de verste verte niet.
Dan komt ze niet bij mij op.
Ben ik blijkbaar met hele andere dingen bezig.
Maar af en toe.
En altijd onaangekondigd.
Dan is ze daar.
Als een donderslag bij heldere hemel.
En dan ben ik gewoon uit mijn doen.
Niet dat ik mij ongemakkelijk voel.
Het voelt juist wel prettig.
Maar dan denk ik aan die vriend.
En dan denk ik.
Hoe is het mogelijk hè?
Zo’n ander type dan ik.
Ja, dat denk ik dan in mijn grootheidswaanzin.
Hoe kan ze daar nou op vallen.
Handen als kolenschoppen.
Onbehouwen
En een boksersneus.
Maar hij zal wel weer een klein hartje hebben.
Zo’n dooddoener vind ik dat.
Dat is het eerste wat ik dacht.
En daar ga ik het niet van winnen.