Ik kijk graag.
Dat is bekend.
Ik kijk het mooie er vanaf.
Of ik denk het er juist bij.
En waar kan dat beter.
Dan op het station.
Ik ben er dan ook vaak te vinden.
Ik zie mensen haasten.
Dingen vergeten.
Ik zie moed in de schoenen zakken.
Ik zie het bloed onder de nagels zitten.
Kortom, ik zie mijzelf.
Een mens met zijn gebreken.
En lach dan.
Wat moet je anders.
Ik lach het niet weg.
Zo is het niet.
Ik sta er wel bij stil.
En als het nodig is kijk ik stemmig.
Of ik doe alsof mijn neus bloedt.
Zoals ik ook de anderen zie doen.
Ik probeer niet op te vallen in de massa.
Ik ben een van hun.
Ik denk er wel het mijne van.
Dan denk ik, je zal maar dit.
Of je zal maar dat.
En dan elke dag opnieuw.
Ik moet er niet aan denken.
Maar misschien denken ze dat ook van mij.
Mijn ex bijvoorbeeld.
Ze zag mij staan.
Dat kon niet missen.
Daar staat ie weer, dacht ze waarschijnlijk.
Hij denkt er weer het zijne van.
Ze zag mij overduidelijk.
Ze keek het mooie er vanaf.
Of ze dacht het er juist bij.
Een mens met zijn gebreken.
Die dingen vast vergeten is.