Ga eens recht zitten!
Ik hoorde het al heel mijn leven.
Je lijkt wel een schooier!
Ik voelde mij klein worden.
Mijn adem stokte.
Dat van dat recht zitten, dat klopte.
Maar een schooier?
Dat was ik toch zeker niet.
Wat dacht hij wel.
Die man.
Hij kende mij geeneens.
Ok, misschien had hij een punt.
Mijn overhemd.
Het zat niet helemaal zoals de etiquette het voorschreef.
Waarschijnlijk had ik ‘m weer ‘s niet gestreken.
De bovenste knoopjes zullen wel losgezeten hebben.
En ik zal die man wel hebben aangekeken.
Met een blik van, wie ben jij dan.
De wereld is van mij.
Nou was dat toen ook zo.
Ik had een verhouding met mijn cheffin.
En daarnaast had ik nog een paar vriendinnen.
De hele nacht had ik niet geslapen.
Alleen maar gefeest.
En mijn bui zal wel jolig zijn geweest.
Al mijn collega’s lachen natuurlijk.
Hoe ik verhaalde over de nacht ervoor.
Dat ik op de tafel stond.
Ja, letterlijk aan de lampen hing.
En hoe ik iemand op z’n nummer had gezet.
Ik wond er geen doekjes om.
Het bloed zat nog aan mijn vuisten.
Dus zo zal ik er wel bij hebben gezeten.
Enigszins onderuitgezakt.
Het ene oog nog dicht.
Het andere oog loerend naar die man.
Die het lef had om mij een schooier te noemen.
Dat moest hij nodig zeggen.
In zijn driedelig pak.
Met Italiaanse snit.
Die dikke bak voor de deur.
En z’n dubbele agenda.
Als voorzitter van de raad van bestuur.