Ik moest met stokkies eten.
Moet dat echt, vroeg ik?
Nee, het hoefde niet per se.
Maar ’t hoorde wel.
Eigenlijk.
Heeft u geen vork dan, vroeg ik verder.
Ja, die hadden ze dan wel.
Maar toch.
U hoort eigenlijk met stokkies te eten.
Ja, dat weet ik wel, zei ik.
Maar liever eet ik met een vork.
Het lukt mij namelijk nooit met stokkies.
Ik heb ’t weleens geprobeerd hoor.
Het is heus niet zo dat ik ’t meteen afwijs.
Maar ik beheers die techniek gewoon niet.
Dat gepriegel.
Nou, zei die Japanner.
Want ik zat bij de Japanner.
Een vernederlandste Japanner.
Nou, zei hij weer.
Dan haal ik wel effe een vork.
Weet u het zeker, vroeg hij nog.
Weet u het zeker dat u echt niet met stokkies wilt eten?
Toen begon ik toch te twijfelen.
Ja, ’t hoort wel, natuurlijk.
Iedereen zag ik inderdaad met stokkies eten.
Nou, doe mij ook maar stokkies dan.
Dus hij die stokkies brengen.
En daar ging ik.
Eerst droog oefenen.
Dat lukte al niet.
En daar kwam het eten.
Geen idee wat ik besteld had?
Iets wat op soep leek.
Met draadjes erin.
En die moest ik dan zeker zien te pakken?
Het lukte voor geen meter.
Alles ernaast.
Maar niemand die ’t zag.
Iedereen zat te hannesen.
Slurpten de boel uiteindelijk maar naar binnen.
Door het kommetje eenvoudigweg schuin te houden.
Eten met stokkies.
Want om een vork vragen.
Dat deed je niet.
Stel je voor dat ze je zagen.