Ze kwam niet.
Ze had gezegd van wel.
Of misschien, zei ze.
Dus ik wachten.
Kijken.
Vragen ook.
Aan de barman.
Kon niet missen, zei ik.
Lang, blond.
Echt een spring-in-’t-veld.
Het zei hem niks.
Nog even buiten gekeken.
Nee, daar liep ze ook niet.
Moest ik ‘r dan soms een berichtje sturen?
Zo van, waar zit je?
Je had toch gezegd dat.
Maar dat had ze niet gezegd.
Dat had ik er zelf van gemaakt.
Ik wilde ‘t gewoon te graag.
En dat voelde ze waarschijnlijk.
Nee, had ze gezegd.
Tegen een vriendin.
En dan zit ie zo in mijn nek te hijgen.
Hij bespringt je bijna.
Dus ze had de afspraak gecanceld.
Laten schieten.
Het afspraakje wat vaag was geweest.
Ze had het half beloofd.
Misschien, had ze gezegd.
Ik kijk wel.
En zo geschiedde.
Ik keek ook.
Tot dat ik een ons woog.