Ik at.
Ergens.
Een restaurant.
Geen uitschieter.
Meer standaard.
Tafels.
Stoelen.
En mensen.
De bediening deed z’n best.
En wij ondergingen ‘t.
Wij, de gasten.
Ik zat alleen.
Zoals wel vaker.
Iets waar ik mij steeds meer bewust van ben.
Zit ik ermee?
Ach, soms.
Eenzaam?
Nee.
Ik keek.
Een familie.
Een endje verderop.
Er werd niks gezegd.
Alleen het hoognodige.
Wat zo uitkwam.
Het weer.
Het werk.
En waar ze bleven.
Ik vroeg mij af of ’t een moetje was?
Hun samenzijn.
Het jaarlijkse uitje.
Niemand had ernaar uitgekeken.
Maar oma wou zo graag.
Hoewel ik daar ook aan twijfelde.
Ze staarde naar de hemel.
Waar dacht ze aan?
Het eten kwam.
Maar er werd niet geproost.
Bovendien.
Wat viel er eigenlijk te vieren?