We zouden nog wat gaan doen.
Na afloop.
Die geruchten gingen ‘r.
Niemand die het zeker wist.
Verzamelen bij een café.
Zo werd gezegd.
Via via achterhaalde ik waar.
Er stonden al wat mensen.
Zogenaamde vrienden en vage bekenden.
Familie had hij niet.
Ja, een zoon.
Maar die zag ik er niet bijstaan.
Bij het zooitje ongeregeld.
Die was na de begrafenis meteen vertrokken.
Hij wou er niks meer mee te maken hebben.
Wat ik mij kon indenken.
Hij had nogal wat op z’n kerfstok.
Z’n vader.
En dan wist z’n zoon nog niet eens alles.
Dat ie een hoerenloper was.
Dat ie gokschulden had.
En ga zomaar door.
Overal waar hij kwam had hij ellende achtergelaten.
Maar hij had wel geleefd.
Zeiden ze dan.
Goedkope praat, vond ik.
Bullshit.
Maar ik wou er ook geen toestand van maken.
Ik hield die mening voor me.
Vooruit, zei ik.
Het eerste rondje is van mij!
En opgelucht haalde iedereen adem.
De drankjes waren voor eigen rekening.