We moesten in een kring staan.
Iemand greep mij bij mijn arm.
Kom op, inhaken!
Er werd gehost.
Gedanst.
Van voor naar achter.
Van links naar rechts.
Ik was er niet zo van.
Vroeger wel.
Maar nu.
De laatste tijd.
Ik kan het niet meer opbrengen.
Dat gehoempapa.
Afijn.
Groepsdruk.
Probeer er maar eens onderuit te komen.
Voor ik het wist was ik aan het meedeinen.
In een flits zag ik gezichten.
Beelden die stil leken te staan.
Ik kon hun gedachten lezen.
Inclusief die van mijzelf.
En van je hela hola houdt er de moed maar in.
Houdt er de moed maar in!
Het lukte mij ternauwernood.
Maar ik was blij toen het voorbij was.
Dat ik weer kon gaan zitten.
Ik sloeg de boel gade.
De feestvreugde.
Wie was er nou echt gelukkig?
Ik misschien.
De spelbreker.
Die zich verexcuseerde.
En in de nachttrein zag ik lijkbleke gezichten.
Hun maskers hadden ze afgezet.