In het Wilhelminapark liepen ze.
Mannen zonder vaste woon of verblijfplaats.
Vluchtelingen.
Eentje zei er gedag.
How are you, zei ie.
Goed, goed, zei ik.
Enigszins overdonderd door het voorval.
Deze plotselinge beleefdheid.
Wel liep ik door.
Mij lichtelijk schuldig voelend.
Had ik soms een praatje moeten maken.
Ze welkom moeten heten.
Of was wat ik deed het juiste.
Beleefd terugknikken en doorlopen.
Verder nergens over denken.
Maar je ontkomt er niet aan.
Je gaat toch lopen prakkiseren.
Waar sta jij als individu.
Ben je voor of tegen.
Of sta je schijnheilig in het midden.
Heb je geen mening.
Sluit je je aan bij de meerderheid.
In de kroeg.
Bij je voetbalvereniging.
Of op je werk.
Het recht van de sterkste lijkt nog steeds te gelden.
Diegene die het hardste schreeuwt die heeft gelijk.
Ik werd er somber van.
Zelfs een vriend van mij begint al zo te praten.
Nederland raakt vol.
Waar moeten straks z’n kinderen wonen.
Ik keek om mij heen.
En zag mijn medemens.
Ze stonden in groepjes dicht bij elkaar.
How are you, had die ene gezegd.
Maar ik moest het antwoord schuldig blijven.