Haar kende ik.
Hem niet.
Een goedzak.
Die er was ingetrapt.
Ik had het ook kunnen zijn.
Hem.
Maar ik gaf tegengas.
Hij niet.
Hij vond het wel best.
Dus zij naar Parijs.
Veel selfies natuurlijk.
Kijk eens jongens.
Het gaat fantastisch.
Wij zijn gelukkig.
Ik keek.
En ik keek nog eens goed.
Voor de Eifeltoren stonden ze.
Zij in zijn armen.
Een soort van gepassioneerd.
Onhandig zoenend.
Misschien was het echt?
In zijn ogen.
Niet in die van haar.
Die kende ik te goed.
Avances maken.
Een oneerbaar voorstel doen.
Normaalgesproken prima.
Alleen ik prikte er doorheen.
Het was doorgestoken kaart.
Voorbedachten rade.
Geen zuivere koffie.
Hij droeg water naar de zee.
En zij strooide zand in zijn ogen.
Maar wat moest ze anders.
Ze stond op straat.
Had niks om handen.
En daarnaast een moeilijk karakter.
Het vlees was zwak.
En liefde maakt blind.
Dat wist zij als geen ander.
Maar ik had te vaak mijn neus gestoten.
En wenste ze veel geluk.
Door uiteindelijk toch maar op like te drukken.