Zal ik?
Nee, ik deed het niet.
Ik keerde om.
Ging de andere kant uit.
Weer naar huis.
Liever verveelde ik mij daar.
Dan bij hem.
Ik had ‘m aan kunnen horen.
Dat had ik kunnen doen ja.
Maar het had weer over hetzelfde gegaan.
Verhalen die ik al ken.
Ouwe koeien uit de sloot.
Naar mij had ie niet gevraagd.
Hoe het met mij ging.
Ik had het ‘m ergens graag verteld.
Over die vrouw in de trein.
Hoe ze mij aankeek.
En m’n werk.
Maar hij had oh gezegd.
En was dan ongetwijfeld weer over zichzelf begonnen.
Hij vroeg nooit door.
Hij had z’n trots.
En daar moest ik dan naar luisteren.
De muren waar hij tegenaan gelopen was.
Mannen die ‘m hadden opgelicht.
En vrouwen die hem hadden belazerd.
Niks of niemand deugde.
Het systeem was verrot!
Soms had hij een punt.
Dan zei ik ja, daar kan ik inkomen.
Of ik zei goh.
Nee, dat is zo ja.
En zo bracht ik er dan mijn tijd door.
Vulde ik mijn dagen.
Maar van de week.
Toen ik mij dus verveelde.
En dacht van zal ik.
Dacht ik nee.
En keerde om.
Je bent er altijd zelf nog bij.