Ik schudde hem de hand.
Die man.
Een kunstenaar.
De Rembrandt van onze tijd.
Ik zat in de kantine.
Las de krant.
Of ik keek op mijn telefoon.
Veel anders zal ik niet gedaan hebben.
Misschien was ik in gedachte.
Waarschijnlijk dacht ik eraan wat ik ging eten die avond.
Of wat ik die avond ervoor had gedaan.
Wellicht zat ik wat voor mij uit te staren.
Dacht ik aan niets.
Keek ik op de klok.
Nog lang geen vijf uur.
Ik moest nog heel de middag.
En daar kwam hij binnen.
Die man met die grijze haren.
In het zwart gekleed.
En betraande ogen.
Alsof hij net wat ergs had gehoord.
Ik schonk er verder weinig aandacht aan.
Ik zag het in de gauwigheid.
Toen hij zijn hand uitstak.
Zich voorstelde.
En ik nergens bij stilstond.
Niet wetende dat.
Die man.
Een kunstenaar.
De Rembrandt van onze tijd was.
Het leed van de hele wereld met zich meedroeg.
En ik geen greintje empathie toonde.