Ik keek of ze gelukkig was.
Dat was ze.
Tot op zekere hoogte.
Dat meende ik te zien.
Bij mij was ze blijer.
Maar ik zag wat ik wilde zien.
Op die foto.
Waar hij een arm om haar heen had geslagen.
En ze rookte weer.
Ik dacht dat ze gestopt was?
Nou, ze moet het zelf maar weten.
Ik ga er niks meer van zeggen ook.
Mocht ze weer eens langskomen.
Wanneer ze haar verhaal wil doen.
Ik denk niet eens dat ik haar binnenlaat.
Het is voorbij, zeg ik dan heel stoer.
Heel koeltjes.
Alsof het mij niks doet.
Alsof het mij nauwelijks raakt.
Zo gaan die dingen.
Mensen komen elkaar tegen.
En worden dan verliefd.
Ik ben een gepasseerd station.
Zij een voorbijganger.
Twee mensen die elkaar gekend hebben.
En nog even.
Dan ben ik een schim uit het verleden.
Oh ja, hij.
Dat was toen.
Ze wist niet wat haar bezielde.
Misschien doet ze het af als een scharrel.
Een misstap.
En denkt ze nu de ware te hebben gevonden.
Hij wel in ieder geval.
Afgaande op die foto.
Hij laat haar nooit meer los.
Maar goed.
Ik moet eerlijk zijn.
Zij mij ook niet.