Iedereen moet het zelf weten.
Natuurlijk.
Ik ga niet zeggen wat je wel en wat je niet moet doen.
Maar een hoed.
Ik bedoel.
Wanneer ben je zover dat je een hoed gaat dragen.
Wat wil je daarmee zeggen.
Is ’t een statement?
Ikzelf zou bijvoorbeeld nooit een hoed dragen.
Maar, en dat zeg ik er gelijk bij.
Hij staat mij ook niet.
Een hoed.
Ik doe het weleens.
In een warenhuis of zo.
Dan pas ik zo’n hoed.
Voor de gein.
Voor de grap.
Soort lol met mezelf.
En dan kijk ik in de spiegel.
En dan lach ik.
Om mijn eigen.
Niet overdreven.
Ik sta daar niet te bulderen.
Nee, ik constateer.
Ik zie er niet uit.
Vind ik dan.
Misschien denken anderen daar anders over.
Die zien wellicht gewoon een meneer die een hoed past.
Dat zal die wel vaker doen denken ze dan.
Want ik ben een meneer.
Inmiddels weet ik dat.
Daar heb ik mij al bij neergelegd.
Gisteren nog.
Toen zei iemand het ook weer.
Meneer.
Oh ja, dacht ik.
Dat is natuurlijk zo.
Ik ben een meneer.
Van middelbare leeftijd.
Een jongen dat is geweest.
Hoewel ik mij nog wel zo voel.
Soms.
Maar een hoed.
Nee.
Want hoe ik ook keek.
Of hoe ik ook kijk.
Hij staat mij niet.
Hij zal mij nooit staan.
Een hoed.
Ik ben geen meneer.
Een gozer ben ik.
En zo voel ik me.