Ik ben jaloers af en toe.
Op anderen.
Wat ze bereiken.
Dan denk ik.
Kijk mij nou.
Zit ik hier.
Met mijn ziel en mijn zaligheid.
Of wat er nog van rest.
Mijn huurwoning.
Een zeer bescheiden spaarrekening.
En een vracht herinneringen.
Daar moet ik het dan mee doen.
Nostalgie.
Een vriend van mij.
Die gaat goed.
Die staat in de krant.
Verschijnt op tv.
En ik zie hem ooit nog wel een grote prijs winnen.
Sta ik straks in de rij.
Voor een handtekening.
Zou hij me nog kennen?
Weet ik je nog, zeg ik dan.
En dan moet hij waarschijnlijk even in z’n geheugen graven.
Zit jij niet in Meppel?
Ja, knik ik dan.
Bescheiden.
Het is zo gelopen.
En hoe is het met de liefde?
Want dat vraagt hij dan.
Daar ging het namelijk altijd over.
Ik moet het antwoord schuldig blijven.
Ik haal mijn schouders op.
Ik stamel en zeg tja.
Hij lacht.
Ik meen vals?
Maar dat is mijn kijk op de dingen soms.
Hij wel.
Ik niet.
Jaloezie.
Ik ben er niet trots op.