Ik liep door Leeuwarden.
Er was iets gaande.
Een kunstproject.
Mensen liepen met dingen te sjouwen.
Grote bakken met planten daarin werden van de ene kant van de stad naar de andere kant geduwd.
De bedoeling snapte ik niet.
Een dienstdoende boa ook niet.
Aan wie ik het vroeg.
Ik vroeg wat ze aan het doen waren.
Hij wist het niet.
Een kunstproject, zei hij.
Dat zei hij enigszins lacherig.
Ik lachte ook.
Misschien waren dat de zenuwen.
Dat doet een mens wel vaker.
Wanneer hij iets niet begrijpt.
Samen keken we nu naar het gebeuren.
We zagen mensen zwoegen.
Ze waren het niet gewend.
Het zweet stond op hun voorhoofd.
Ik vroeg het verderop nog eens.
Een vrouw.
Midden vijftig.
Met bril en een regenboogtrui.
Weet u wat ze aan het doen zijn, vroeg ik?
Dit is een wandelend bos, zei ze.
Ik kon horen dat ze hier vandaan kwam.
Dat kon ik trouwens ook zien.
Echt een Friezin.
Gezond van lijf en leden.
Zo van het land geplukt.
In 1983 demonstreerde ze tegen de atoombom.
Nu deed ze hieraan mee.
Een kunstproject.
Voor het klimaat, zei ze.
Het kwartje viel.
Ah, zo, zei ik.
Ik die de boel gadesloeg.
De bekende stuurman aan de wal.
Ik moest nodig eens bij mijzelf te rade.