Alles is altijd leuk.
Het is haar stopwoordje.
Ben je naar de kapper geweest?
Oh, wat leuk!
Waar woon je dan?
Oh, daar!
Joh, wat leuk!
Zie je die en die nog weleens?
Was leuk toen hรจ!
Ja, leuke tijd!
Was echt leuk!
En wat doe je dan tegenwoordig?
Oh, je schrijft?
Leuk zeg!
Wat schrijf je dan?
Dus ik het uitleggen.
Eh โฆ
Ja, over van alles.
Oh, wat leuk!
En je werkt ook nog steeds in Zwolle?
Ja, dat klopt.
In Zwolle nog steeds.
Goh, wat leuk zeg!
En ga je nog steeds op de fiets?
Nou, ik eh โฆ
Voor ik het kon uitleggen, zei ze alweer leuk.
Het begon mij te irriteren.
Dat leuk van der.
Sommige dingen waren helemaal niet leuk.
Maar ik kreeg de kans niet om het te vertellen.
In feite luisterde ze ook niet.
Het was bij voorbaat al leuk.
Als ik iets heel ergs had gezegd.
Dat ze dood kon vallen.
Dan nog had ze het leuk gevonden.
Ja, leuk zeg.
Doodvallen, leuk.
Maar ik moet weer eens gaan, zei ik.
Ik stap maar weer eens op.
Ja, leuk, zei ze weer.
Op van de zenuwen.
Diep ongelukkig.
En erg eenzaam.
Maar alles was leuk.
Alles is altijd leuk.