Het rook in de lift naar deodorant.
Die goedkope.
Ik weet niet welk merk.
Maar ik gebruik dezelfde.
Ik merkte ’t op.
Hé, dat is mijn geur.
En meteen dacht ik:
Nee, onze geur.
De geur van de gewone man.
Of vrouw.
Die ’s ochtends doucht.
Zonder na te denken zich aankleed.
En dan vervolgens zijn of haar ding gaat doen.
Werken.
Boodschappen.
De hond uitlaten.
Want ook die rook ik.
Een natte hond.
De hele lift zat onder.
Hij had zich fijn uit staan schudden.
Leven als een hond, dacht ik.
In het moment.
Het baasje blij.
Het vrouwtje gelukkig.
En een dag die niet stuk kon.
Die geur zal mij altijd bijblijven.