Hij beklaagde zich erover.
Dat er mensen voor z’n zaak hadden zitten poepen.
Mensen!
Kan je het geloven, zei ie!
Hij vond het echt niet kunnen.
Ik natuurlijk ook niet.
Je gaat niet op straat zitten poepen.
Zoiets doe je niet.
Toch zette het mij aan het denken.
Wat is er gebeurd in je leven?
Wat gaat er in je om?
Als je het zover laat komen.
Ik stelde het mij voor.
Je loopt over straat.
Je denkt je moet.
Nee, je voelt dat je moet.
En doet het dan ter plaatste.
Stante pede.
Je hebt totaal geen gêne.
Je gaat op je hurken zitten.
En je doet ‘t.
Omstanders of niet.
Je laat alles lopen.
Daarna hijs je je broek op.
Want afvegen daar doe je al niet meer aan.
En ga je verder met je leven.
Alsof er niets gebeurd is.
Maar dat is ‘r natuurlijk wel.
Er is van alles gebeurd in je leven.
Hoewel je niet blikt of bloost.
Je niks nog lijkt te deren.
Is je leven kommer en kwel geweest.
Kindertehuizen.
Misbruik.
Je wil het niet weten.
En het klopt.
We wisten het ook niet.
Maar poep.
Mensenpoep.
Wat kan dat stinken zeg!
En hoe diep moet je dan gezonken zijn?