Ik heb geen rijbewijs.
Niks voor mij.
Gaat mij te hard.
Als je effe niet oplet …
Boem!
Desalniettemin.
Ik ben graag in parkeergarages.
Soms komt dat zo uit.
Je rijdt eens met iemand mee.
Nou komt dat niet zo heel vaak voor.
Maar het wil weleens gebeuren.
En als diegene dan nog naar zijn auto staat te kijken.
Of ie goed staat.
Dan sta ik wat voor mij uit te turen.
Te luisteren.
Dat ook.
Piepende banden.
Stemmen die echoën.
Een parkeerautomaat die kaartjes spuugt.
Slagbomen die open en dichtgaan.
Je kan ervan vinden wat je wilt natuurlijk.
Maar ik vind het er magisch.
Van die plompverloren plekken.
Waar je dan opeens bent.
Onaangekondigd.
Ik moet er altijd even van bijkomen.
Zoveel lelijkheid.
Waar schoonheid in schuilt.
Een automobilist die weet niet beter.
Die denkt, dat is handig.
Midden in de stad.
En het scheelt weer lopen.
Terwijl ik daar sta.
Op zo’n parkeerdek.
Ik van alles zie.
Nog even los van de gesjeesde mens.
Die je daar tegen het lijf kan lopen.
Ik zie plassen water.
Overblijfselen van een stortbui.
Ik ruik benzinedampen.
Uitlaatgassen.
En denk ergens.
Zomaar tussen twee gedachtes door.
Net New York hier.
Met die sirenes in de verte.