Ik voel een diepe afkeer.
Soms.
Van alle mensen.
Mijzelf meegerekend.
Want ik ben er ook een.
Ik doe niet anders dan zij.
Omdat je moet.
Gisteren.
Ik moest ook.
En we stonden als haringen in een ton.
In een volgepakte trein.
Niet erg.
Normaalgesproken maal ik er niet om.
Maar je hebt van die dagen …
Dus ik vrat mijzelf op.
Ik zag leegte.
Oppervlakkigheid.
En ik haatte alles en iedereen.
De tl-lampen.
Het geel en het blauw van de NS
De jeugd.
Ja, ik haatte de jeugd.
Ik schrok er zelf van.
De herrie die ze maakten.
Gezond natuurlijk.
Zo hoort ‘t.
Laat je gelden!
Dat denk ik nu.
Hier, kalm achter mijn schrijftafel.
Maar gisteren.
Dat lawaai.
Al het geschreeuw.
En wij als volwassenen daartussen.
Op onze telefoons het laatste nieuws lezend.
We swipen onszelf de afgrond nog ‘ns in.
Omdat je moet.
En ik moest ook.