Wil je alles onbeperkt kunnen lezen? Ik zeg doen!

Hij zat op een bankje.
De bekende Nederlander.
Ik keek of hij mij zag.
Dat deed ie niet.
Kon ik ’t hem kwalijk nemen?
Nee, natuurlijk niet.
Wat een absurde gedachte.
Hij zat daar omdat ie wat moest doen.
Iets waar ik een kaartje voor gekocht had.
Hij ging een lezing geven.
En ik ging luisteren.
Zo waren de rollen verdeeld.
Hem was het gelukt.
En ik moest nog maar zien.
Die gedachte alleen al stuitte mij tegen de borst.
Wie dacht ik wel niet dat ik was?
Ik knoopte het in mijn oren.
Onze werelden.
Ze verschilden zoveel van elkaar.
Hij had ’s middags nog door Parijs gelopen.
En ik door Meppel.
Hij had gedineerd.
En ik gegeten.
Toch was het niet iemand die ermee pochte.
Met z’n roem.
Het was ‘m overkomen.
Hij kende de klappen van de zweep.
Waar wij nog dagelijks mee te maken hadden.
Z’n toehoorders.
Aanhangers klonk zo overdreven.
We luisterden aandachtig.