Ze had gelijk.
Misschien.
Van die sokken.
Of beter gezegd.
Sokjes.
Van die halve.
Die tot je enkels komen.
Zodat het net lijkt of je geen sokken draagt.
Je kent ze wel.
Ik had ze ook.
Ik heb ze nog steeds.
Ze liggen hier in ’t laatje.
Ik draag ze nooit.
Of zelden.
Wanneer ik in een bui ben.
Van de week had ik dat dus.
Ik dacht laat ik ook ‘ns.
Waarom niet.
Laat ik ook eens hip zijn.
Nou, ze zag ze.
En ze keek er van op.
Wat heb jij nou, zei ze.
Heb jij nou ook al van die halfhoge sokjes?
Ik verontschuldigde mij een beetje.
Voelde mij betrapt of zo.
Ik dacht dat ik er wel mee door kon.
Dat ik stevig in mijn schoenen stond.
Of in mijn sokken dan.
Maar toen ze er wat van zei.
Ja, toen dacht ik toch van.
Dat ze misschien wel gelijk had.
Ik en halfhoge sokjes.
Ik begon nu zelf ook te twijfelen.
Nee, zei ze.
Jij moet sokken dragen.
Gewoon normale sokken.
En niet zo raar doen.
Dat zei ze dan niet.
Maar dat dacht ik zelf.
Dat ze dan toch wel gelijk had.
Misschien.