Ik moest optreden.
In Werkendam.
Daar kom je anders ook nooit.
Nu wel.
Ik moest een dijk op.
En dan halverwege ergens naar rechts.
Daar stond een vrouw.
Zij stond de weg te wijzen.
Ik vroeg of ik hier goed was.
Dat was ik.
Loop maar de parkeerplaats over.
En dan zie je het wel.
Inderdaad.
Ik zag het.
Een voormalige hooischuur.
Zoals ze gezegd hadden.
Met grote deuren.
En een ruimte daarachter.
Waar mensen zaten.
Waar een bar was.
En de koffie nog uit een thermoskan kwam.
Gelukkig, dacht ik.
Alles lekker normaal.
Geen gedoe.
Alleen koffie met suiker en melk.
Verder geen toestanden.
De avond begon.
Eerst een dichter.
Toen wat zangers.
En daarna ik.
Er werd gelachen.
Maar niet overdreven.
Men hield zich in.
Misschien keken ze de kat uit de boom.
Of was ik soms niet goed genoeg?
Na afloop vroeg ik het aan een man.
Dezelfde man die mij later bij de bus afzette.
En nachtblind bleek te zijn.
We zaten bijna op een vrachtwagen.
Ik vroeg of het was overgekomen.
Ja hoor, zei hij.
Lekker kort en heel direct.
Maar waar moet je zo heen?
Ik zei richting Utrecht.
En dan door naar Meppel.
De artiesten kregen nog een bloemetje.
Viooltjes als ik mij niet vergis.
Maar mij waren ze vergeten.