Assen was niks.
Er zou een markt zijn.
Die was er niet.
Wat nu?
Het museum dan maar?
Geen zin.
Ik slenterde.
Koffie?
Had ik al gehad.
Een winkel in?
Maar ik had alles al.
Afijn.
Ik mocht van mijzelf.
Het casino.
Of wat je daar dan hebt.
De gokhal.
Oppassen.
Altijd.
Ken u zelve.
Ik wel.
Tot op zekere hoogte.
Verdoving.
Dat was ‘t.
Ik wist ‘t.
En stond het mij toe.
Twintig euro.
Daarna wegwezen.
En gauw.
Ik pinde.
En gokte.
Zag Chinezen.
Zag Ethiopiërs.
Dat was nieuw.
Waar hoopten ze op.
Een wonder?
Vergeet het maar.
Geluk vond je daar niet.
Waar wel?
Een buffet.
Gevulde koeken.
En een medewerker die vroeg of alles naar wens was.
Het ging, zei ik.
Maar ’t kon beter.